In 2021- en 2022 hebben wij twee co-creatie bijeenkomsten gehouden me gemeentes en burgerinitiatieven, om meer inzichten te verzamelen rondom de (mogelijke) samenwerkingen tussen gemeentes en burgerinitiatieven – in het bijzonder in de context van de nieuwe Wet Inburgering en het beleid dat binnen deze context ontwikkeld is en geïmplementeerd wordt. Tijdens de bijeenkomsten hebben we Firoez Azarhoosh als gast uitgenodigd om te reflecteren op de gesprekken en discussies die tijdens de co-creatie bijeenkomsten ontstonden. Firoez – voor sommigen bekend als de ‘Profeet van de wijk’ – is een visionair figuur in het maatschappelijk veld in Amsterdam, onder anderen betrokken bij Educatief Centrum Oost, en heeft enorm veel ervaring met wijkinnovatie en participatie. In dit verslag lees je zijn reflecties op de eerste co-creatie bijeenkomst die in het kader stond van samenwerkingen vanuit het perspectief van burgerinitiatieven.

Herhalingen binnen de gemeentelijke beleidscyclus

“Allereerst zie ik een patroon terugkomen in hoe gemeentes zich verhouden tot initiatieven. Hoe werkt een gemeente? Grote bedrijven als Shell, Apple, Amazon, etc., die werken met een mooi systeem waarbij ze investeren in start-ups. Start-ups zijn kleine, innovatieve initiatieven en de grote bedrijven vinden het prettig om start-ups te sponsoren omdat zij daarmee hun afdeling Research&Development helemaal verspreid. Deze start-ups zijn alle research en development aan het doen, en wanneer er iets succesvols gevonden wordt, wordt dit overgekocht door het grote bedrijf en wordt er een productielijn van gemaakt. De overheid doet door middel van het verstrekken van subsidies eigenlijk hetzelfde. Ze geven veel geld aan kleine initiatieven en organisaties nog zonder dat ze de waarde ervan gaan internaliseren of overnemen. In eerste instantie lijkt het dus zonde van het geld. Als ik een gemeente zou zijn, dan zou ik als ik ergens geld in investeer, op een gegeven moment ook de waarde-creatie ervan willen overnemen en er iets mee willen doen. Daarnaast is het ook van belang om een deel van je budgetten flexibel houden, want initiatieven en innovatie komen zich niet altijd netjes voor 1 september aandienen. Door het hele jaar heen bieden zij zich aan. Soms moet je dus een beetje bijsturen en bijstellen. Als je dan vanaf het begin van het jaar je volledige budget vastlegt in de vaste subsidies voor vaste organisaties, dan organiseer je als gemeente eigenlijk je eigen ongeluk. Dan krijg je bijvoorbeeld ineens heel veel interessante aanvragen, maar dan heb je geen geld meer want alle budgetten zijn al op. Op een gegeven moment wordt dat een soort herhaling binnen de gemeentelijke beleidscyclus.” 

Burgers als mens zien

“De tweede observatie of reflectie die ik met jullie wil delen, heeft te maken met de verhouding tussen verhaal en systeem. We leven in een tijd waarin de toeslagenaffaire heel erg de boventoon voert wanneer het gaat over de kloof tussen de burger en de overheid. Waar zit die hele toeslagenaffaire in? Waarom zijn er zoveel mensen met een hoge opleiding, met ervaring en kennis, die dit probleem niet kunnen oplossen? Dat heeft volgens mij voor een groot deel te maken met dat mensen vanuit het systeem niet meer worden gezien als echte mensen met een verhaal. Ze worden gezien als categorieën, als kengetallen en als resultaat-indicatoren. Op het moment dat je je systeem inricht en daarnaar automatiseert, dan heb jij op een gegeven moment het hele systeem helemaal afgesloten voor het verhaal, voor het verhaal dat al die mensen hebben. En dan zie je ook dat het hele aan het licht komen van het schandaal is gebaseerd op het verhaal van een aantal mensen, die bereid waren om te vertellen wat de toeslagenaffaire met ze heeft gedaan. En dat heeft het tij gekeerd. Ik denk dat je dat op een gegeven moment veel meer ruimte moet gaan geven. Niet zozeer om te laten zien dat vluchtelingen zulke fantastische mensen zijn en hoe talentvol ze zijn - daar krijg ik zelf kriebels van als ex-vluchteling - maar meer het feit dat het leven van een mens vele malen ingewikkelder is dan een aantal resultaat-categorieën en monitor-indicatoren. En als je dat als overheid jezelf niet toe-eigent, dan betekent dat dat je een eendimensionale blik krijgt. En die eendimensionale blik leidt in ieder geval niet tot het dichten van die kloof die we op dit moment in onze samenleving terugzien. Dat is mijn tweede notie op basis van het verhaal van De Voorkamer dat we gehoord hebben. Dat verhaal kan je dus niet in indicatoren vertalen.” 

Veilige tussenruimtes creëren

“Burgers als mensen zien, in plaats van als een-dimensionele categorieën klinkt mooi, maar als gemeenteambtenaar kan je daar in eerste instantie niet echt iets mee. Je zit met landelijke regelgeving, de landelijke rekenkamer zit in je nek te hijgen, je collega’s die hebben helemaal geen kaas gegeten van statushouders, en dan moet je ineens vanuit de invalshoek van statushouders de hele cultuur van de overheid veranderen.

Een gemeenteambtenaar die denkt “Klinkt mooi, maar daar kan ik helemaal niets mee”, heeft nog gelijk ook. Het is niet de manier om een overheid nieuw governance te laten organiseren, vanuit de doelgroep statushouders.

Wat je wel kan doen, is dat je een veilige tussenruimte gaat creëren - en dan spreek ik in de termen van Halleh Ghorashi - een veilige tussenruimte creëren waarbij de partijen in eerste instantie elkaars taal beginnen te snappen. De taal die wij hier vandaag gesproken hebben, is de taal van de pioniers. De kleine, bevlogen en betrokken initiatieven die weinig boodschap hebben aan de werking van het grote systeem. Maar de taal die binnen het grote systeem gesproken wordt, is de taal van: "Ja, maar het moet rechtmatig zijn, het moet gelegitimeerd zijn, en het moet door vijf controleurs gecheckt worden". Het snappen van elkaars werkelijkheid is het begin van het vinden van een gezamenlijke oplossing. Voor deze tussenruimtes is er op dit moment geen plek in het beleid. Inderdaad, als we een ervaringsdeskundige nodig hebben, dan moet het ad hoc-erig gebeuren. Als we een initiatief nodig hebben, bijvoorbeeld in het begin van de crisis in 2015, ja dan is er wel een ambtenaar die z'n nek uitsteekt. Maar dat zijn meer incidenten dan de regel.

Structurele tussenruimtes, dat zijn juist de mooie omgevingen om met elkaar aan innovatie te kunnen werken. En die tussenruimtes moet je goed ondersteunen en de middelen ervoor hebben. En je moet het heel erg onder de loep nemen, want daar komen de oplossingen vandaan. En dan kan een goedwillende ambtenaar, die binnen de regels ruimte wilt gaan creëren om toch nog het systeem een beetje in beweging te brengen, de ruimte vinden achter te komen hoe zij dat nu kan doen: door met [initiatieven] te praten en hen te snappen. Maar de voorwaarde is dat initiatieven de ambtenaren dan ook snappen, en dat zij ook hun mogelijkheden en onmogelijkheden kunnen zien. Het is dus een wederkerig gebeuren.” 

Verandering middels taal

“Ten slotte, wil ik mijn visie afsluiten met een persoonlijk verhaal. Mijn vriendin is Zweeds en toen zij net hier in Nederlands was, spraken wij een beetje een rare taal met elkaar. Een beetje half Engels, een beetje van alles. Behalve als wij heel erg boos werden. Dan ging ik in het Nederlands vloeken, en dan ging zij in het Zweeds vloeken. En dan schoten we beiden in de lach, want we snapten gewoon niet waarvoor we door elkaar uitgemaakt werden. Dus we hebben toen besloten om een taal te vinden die we allebei niet goed beheersen - namelijk Engels - en dan gingen we in het Engels met elkaar ruzie maken. En dan blijkt altijd achteraf dat we veel meer bereid zijn om concessies aan elkaar te doen in de taal die wij níet goed beheersen, dan in de taal die we wél beheersen. En ik weet niet waar deze metafoor precies goed voor is, maar neem het mee. Wij spreken allemaal Nederlands met elkaar en wij snappen elkaar wel. De ambtenaren hebben hun eigen taal en die snappen elkaar ook wel. En als we dan met elkaar aan tafel zitten, dan lijkt het alsof we dan met elkaar aan het communiceren zijn, maar het is eigenlijk het rijk van Babylon. Wat we misschien nodig hebben, is een tussentaal, die we beiden niet goed beheersen maar wel begrijpen. En als wij daar een verandering in proberen te brengen en daar als kleine initiatieven een bijdrage aan proberen te leveren, dan hebben we heel wat gedaan.”